Uitspringen

Laatst bijgewerkt: 05-05-2025


Definitie

Uitspringen verwijst in de bouwkunde naar een bouwdeel of element dat uitsteekt ten opzichte van het omliggende gevelvlak of bouwvolume.

Omschrijving

Uitspringende bouwdelen dragen bij aan de variatie en 'plastiek' van een gevel of een gebouw, en kunnen een eentonig straatbeeld doorbreken. Ze kunnen dienen om de opbouw van een bouwwerk aan te geven of om specifieke delen te accentueren. Voorbeelden van uitspringende elementen zijn aanbouwen, balkons, erkers, overstekken, luifels, dakkapellen, torens, steunberen, pilasters, kroonlijsten en uitspringend metselwerk. Bij het bepalen van oppervlaktes, zoals de gebruiksoppervlakte (GO) of bruto vloeroppervlakte (BVO) volgens NEN 2580, worden incidentele uitspringende bouwdelen met een grondvlak kleiner dan 0,5 m² doorgaans genegeerd. Grotere uitspringende delen kunnen wel worden meegerekend, afhankelijk van het type oppervlaktebepaling.

Toepassingen en voorbeelden

Uitspringende bouwdelen worden gebruikt voor diverse doeleinden. Ze kunnen extra ruimte creëren, zoals bij een erker of aanbouw. Ook esthetische overwegingen spelen een grote rol; uitspringende elementen zoals kroonlijsten, pilasters en sierlijsten verfraaien de gevel en geven structuur aan het gebouw. Overstekende daken of luifels kunnen bescherming bieden tegen weersinvloeden. Bij de constructie is aandacht vereist voor de aansluiting met het omliggende gebouw, met name op het gebied van waterdichtheid en het voorkomen van koudebruggen.

Gerelateerde termen

Het tegenovergestelde van uitspringen is inspringen, waarbij een deel van de constructie terugwijkt ten opzichte van de gevel. Termen die vaak geassocieerd worden met uitspringen zijn onder andere uitkragen (een vrijdragende constructie) en elementen zoals een nis (vaak inspringend, maar de randen kunnen uitspringen), een uitstek (een uitspringend deel) en geleding (het structureren van een gevel door in- of uitspringende delen).

Vergelijkbare termen

Overstek

Gebruikte bronnen: