Voegbreedte
Laatst bijgewerkt: 05-05-2025
Definitie
De voegbreedte is de afstand tussen twee bouwelementen, zoals stenen, tegels of betonplaten, die wordt opgevuld met voegmateriaal om diverse functies te vervullen, waaronder het opvangen van werking en het bijdragen aan de esthetiek.
Omschrijving
De voegbreedte is een belangrijke maat bij de uitvoering van bouwwerken en varieert afhankelijk van het toegepaste materiaal en de constructie. Bij metselwerk kan de voegbreedte het uiterlijk van de gevel sterk bepalen. Traditioneel metselwerk kent vaak een voegdikte van 10 tot 13 mm. Er zijn ook technieken voor dun metselwerk of lijmen, waarbij dunnere voegen worden gebruikt. Een te smalle voeg bij metselwerk kan risico's met zich meebrengen voor de hechting van de mortel. Voor tegelwerk wordt bij wandtegels een minimale voegbreedte van 2 mm geadviseerd en bij vloertegels minimaal 3 mm. Bij gerectificeerde tegels, die zeer maatvast zijn, kan een minimale voegbreedte van 1,5 mm worden aangehouden, hoewel dit kan variëren afhankelijk van de omstandigheden. In betonconstructies worden dilatatievoegen aangebracht om bewegingen door temperatuurverschillen, krimp of andere oorzaken op te vangen. De breedte van bewegingsvoegen in beton dient minimaal 8 mm te zijn en niet meer dan 40 mm. Voor niet-bewegende aansluitvoegen in binnenruimten kan de voegbreedte minder dan 8 mm zijn. De voegbreedte en -diepte zijn gerelateerd; een vuistregel bij metselwerk is een voegdiepte van 1,5 keer de breedte, en bij kitvoegen kan de diepte berekend worden met een formule die afhangt van de breedte. De keuze van het voegmateriaal is cruciaal voor de duurzaamheid en functionaliteit van de voeg.
Voegbreedtes bij verschillende toepassingen
Bij metselwerk beïnvloedt de voegbreedte, samen met de steengrootte, kleur en type voeg, in belangrijke mate het uiterlijk van de gevel. Naast traditionele voegen van circa 10-13 mm, zijn er dunnere voegen mogelijk door lijmen of dunmetselen. Een te smalle voeg kan de hechting van de mortel negatief beïnvloeden.
Voor tegelwerk gelden aanbevolen minimale voegbreedtes. Bij wandtegels is dit doorgaans 2 mm en bij vloertegels 3 mm. Voor gerectificeerde tegels, met zeer rechte randen, kan een minimale breedte van 1,5 mm volstaan, afhankelijk van de omstandigheden. De voegbreedte bij tegels kan ook esthetische overwegingen hebben; smallere voegen zorgen voor een rustiger beeld en kunnen een groter oppervlak suggereren, terwijl bredere voegen een rustiekere uitstraling geven.
In betonconstructies worden dilatatievoegen aangebracht om bewegingen, veroorzaakt door bijvoorbeeld temperatuurschommelingen, op te vangen. Voor bewegingsvoegen in beton ligt de aanbevolen breedte tussen 8 mm en 40 mm. Niet-bewegende voegen in binnenruimten kunnen smaller zijn dan 8 mm. De afmetingen van dilatatievoegen moeten worden afgestemd op de verwachte bewegingen en de capaciteit van de gebruikte afdichtingskit.
Relatie tussen voegbreedte en voegdiepte
De voegdiepte is gerelateerd aan de voegbreedte. Bij metselwerk wordt vaak een voegdiepte aangehouden die anderhalf keer de voegbreedte bedraagt. Voor kitvoegen is er een formule om de ideale voegdiepte te berekenen op basis van de breedte: voegdiepte = (voegbreedte/3) + 6 mm. Een correcte voegdiepte is essentieel voor het goed functioneren van de voeg en het aanbrengen van voldoende voegmateriaal of kit.
Vergelijkbare termen
voegmortel
Gebruikte bronnen: