De Cusveller vloer bestaat uit rijen holle, ongewapende bimsbetonblokken (zogeheten hollith-blokken) die op een tijdelijke houten bekisting worden gelegd. De blokken hebben een smalle opstaande rug, waardoor T-vormige sleuven ontstaan tussen de rijen. In deze sleuven wordt langs- en dwarswapening aangebracht, die vervolgens samen met de sleuven volgestort wordt met beton. De blokken zelf blijven grotendeels hol, wat bijdraagt aan gewichtsbesparing en geluidsreductie. Het resultaat is een relatief lichte, maar stijve betonnen vloer.
Cusveller vloeren zijn vernoemd naar de producent J. Cusveller, gevestigd in Katwijk aan Zee, en werden onder meer toegepast in wederopbouwwoningen na de Tweede Wereldoorlog. De blokken werden gemaakt van hollith-bimsbeton, een lichtgewicht materiaal met een soortelijk gewicht van ca. 1140 kg/m³. Afhankelijk van de vereiste overspanning varieerden de blokken in hoogte (15–18 cm) en lengte (45–55 cm). De toepassing vereiste een houten bekisting, wat het systeem arbeidsintensief maakte, maar wel geschikt voor kleinere bouwprojecten en locatiegebonden maatvoering. De vloer bood relatief goede prestaties op het gebied van akoestiek en thermische massa, maar werd uiteindelijk verdrongen door systemen als de MUWI-vloer, kanaalplaatvloer en combinatievloer, die minder arbeid vroegen en sneller te monteren waren.