Vensterbelasting
Laatst bijgewerkt: 05-05-2025
Definitie
Een historische belasting op basis van het aantal vensters en (buiten)deuren van een gebouw.
Omschrijving
Vensterbelasting was een directe vorm van onroerendgoedbelasting die werd ingevoerd als een relatief eenvoudige manier om inkomsten te generen voor de overheid. Omdat het aantal ramen en deuren gemakkelijk van buitenaf te tellen was, was deze belasting eenvoudig te heffen en te controleren. De belasting werd gezien als een heffing naar draagkracht, met de veronderstelling dat grotere huizen met meer ramen toebehoorden aan rijkere bewoners. Echter, dit leidde tot het dichtmetselen van ramen of het ontwerpen van huizen met minder, maar grotere, ramen om belasting te ontduiken.
Geschiedenis en context
De vensterbelasting werd in Nederland ingevoerd op 1 januari 1812, tijdens het Franse bestuur onder Napoleon, en bleef bestaan na de onafhankelijkheid onder koning Willem I. Soortgelijke belastingen bestonden ook in andere Europese landen, zoals Engeland (vanaf 1696), Frankrijk, België, Schotland en Spanje. Naast vensters en deuren werden in sommige landen ook belastingen geheven op bijvoorbeeld haarden, meubilair of het aantal personeelsleden.
Uitzonderingen en gevolgen
In Nederland waren er uitzonderingen voor vensterbelasting, zoals woonhuizen met een lage huurwaarde, openbare gebouwen (fabrieken, schuren, stallen, kerken, scholen), dakvensters en ruimtes die niet voor bewoning geschikt waren (zolders, kelders). Het heffen van vensterbelasting had direct invloed op de architectuur en bouw. Om de belasting te vermijden, werden ramen dichtgemetseld of werden bij nieuwbouw minder ramen ontworpen. Dit fenomeen is nog steeds zichtbaar in negentiende-eeuwse gebouwen in diverse Nederlandse steden.
Vergelijkbare termen
Belasting op ramen
Gebruikte bronnen: