Luchtdoorlatendheid

Laatst bijgewerkt: 05-05-2025


Definitie

Luchtdoorlatendheid is de mate waarin lucht door kieren, naden en materialen van de gebouwschil stroomt bij een bepaald drukverschil, uitgedrukt als luchtvolumestroom.

Omschrijving

Luchtdoorlatendheid beschrijft de luchtvolumestroom die ongewenst door de bouwschil van een gebouw beweegt als gevolg van een drukverschil tussen binnen en buiten. Dit drukverschil kan ontstaan door wind, temperatuurverschillen (thermische trek) of mechanische ventilatie. Ongewenste luchtstromen van buiten naar binnen worden infiltratie genoemd, terwijl luchtstromen van binnen naar buiten exfiltratie heten. Een lage luchtdoorlatendheid, oftewel een hoge luchtdichtheid, is belangrijk voor energiebesparing, het voorkomen van tocht en vochtproblemen (condensatie), verbeterde geluidsisolatie en een comfortabel binnenklimaat.

Meting van luchtdoorlatendheid

De luchtdoorlatendheid van een gebouw wordt bepaald met een blowerdoortest (ook wel luchtdichtheidsmeting of pressurisatieproef genoemd). Bij deze test wordt met een ventilator een drukverschil (over- of onderdruk) gecreëerd tussen de binnen- en buitenkant van het gebouw. De hoeveelheid lucht die bij dit drukverschil door de gebouwschil stroomt, wordt gemeten. Volgens Nederlandse normen, zoals NEN 2686 en NEN-EN-ISO 9972, wordt de meting uitgevoerd bij verschillende drukverschillen tussen 15 en 100 Pascal, waarna de luchtvolumestroom bij 10 Pascal (de zogenaamde qv;10-waarde) wordt afgeleid. De qv;10-waarde wordt meestal uitgedrukt in dm³/s of in dm³/s per m² vloeroppervlakte (dm³/s.m²). Om luchtlekken op te sporen tijdens de test, kunnen technieken zoals rookdetectie of thermografie worden gebruikt.

Eisen en normen

In het Bouwbesluit (nu Besluit bouwwerken leefomgeving - Bbl) worden eisen gesteld aan de luchtdoorlatendheid van gebouwen. De meetmethode hiervoor is vastgelegd in normen zoals NEN 2686 en NEN-EN-ISO 9972. De eis in het Bbl geeft aan dat de luchtvolumestroom (qv;10) door de uitwendige scheidingsconstructie van verblijfsgebieden, toiletruimten en badruimten beperkt moet zijn. Voor gebouwen met een netto inhoud van maximaal 500 m³ mag bij een drukverschil van 10 Pa niet meer dan 200 dm³/s lucht toetreden per 500 m³ netto inhoud. Daarnaast wordt de luchtdoorlatendheid meegenomen in de berekening van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) en de BENG-eisen (Bijna Energie Neutrale Gebouwen), waarbij een lagere luchtdoorlatendheid bijdraagt aan een gunstigere score. Er worden verschillende luchtdichtheidsklassen onderscheiden, onder meer in NEN 2687. Ook voor specifieke bouwdelen zoals ramen en deuren (volgens NEN-EN 12207) en vliesgevels (volgens NEN-EN 12152) gelden eisen aan de luchtdoorlatendheid.

Vergelijkbare termen

Luchtdichtheid

Gebruikte bronnen: