Hydrofoob beschrijft de eigenschap van een materiaal of oppervlak om water af te stoten en de opname ervan te voorkomen. Het woord is afgeleid van het Grieks: "hydro" (water) en "phobos" (angst).
Een hydrofoob materiaal heeft een natuurlijke afkeer van water. Dit betekent dat waterdruppels op het oppervlak blijven liggen in plaats van geabsorbeerd te worden, vergelijkbaar met water op een lotusblad. Dit gedrag staat in contrast met hygroscopische materialen, die juist water uit hun omgeving opnemen. Hydrofobiciteit wordt veroorzaakt door een lage oppervlaktespanning van het materiaal zelf, of door een specifieke oppervlaktebehandeling zoals een coating of impregneermiddel.
In de bouw is hydrofoob gedrag van cruciaal belang voor het beperken van waterindringing in bouwmaterialen. Dit helpt schade door vorst, schimmelvorming, zoutuitbloei en betonrot te voorkomen. Het hydrofoob maken van materialen, bekend als hydrofobering, wordt veelvuldig toegepast op onder andere gevelmetselwerk, natuursteen, beton en hout. Hiervoor worden vaak impregneermiddelen op basis van silanen of siliconen gebruikt.
Het effect van hydrofobering is doorgaans beperkt tot een dunne oppervlaktelaag. Dieper gelegen vochttransport, bijvoorbeeld door capillaire werking, wordt er meestal niet volledig mee voorkomen. Daarom wordt hydrofobering vaak gecombineerd met andere vochtwerende maatregelen om optimale bescherming te garanderen.
Hydrofobe materialen of behandelingen worden ingezet voor diverse toepassingen in de bouw: